Preek van pastor Hyonou Paik voor de Zondag van Kana, 19 januari 2020
De heerlijkheid van Jezus, dat wil zeggen de aanwezigheid van God onder de mensen, wordt onthuld door de gebeurtenissen in Kana te Galilea. De discipelen gaan in hem geloven door de vreugde die zij verwachten van het einde der tijden. Dit wordt gesymboliseerd door de overvloed aan wijn bij de bruiloft. Hij is de Christus, gestuurd door God. Hij komt ons redden op het moment en op de manier die door God zijn bepaald. De waarheid horen is een ding, hem accepteren en in geloof aannemen is een ander ding, zoals een spreekwoord zegt: “de langste weg die een mens te gaan heeft is die van het hoofd naar het hart”. Daarom is het gezicht van het geloof, zoals voorgesteld in de moeder van Jezus, een belangrijke meditatiebron. Maria heeft haar vertrouwen in haar zoon uitgesproken in een moeilijke, gebrekkige situatie. Zij inspireert ons zo om in alle omstandigheden een waakzame kerk te zijn. God laat zich nooit beïnvloeden door de druk van de omstandigheden, en wij lopen altijd het risico dat onze smeekbede niet overeenstemt met het moment van Gods reactie. Maar zonder gebed en spirituele waakzaamheid zouden we nooit te weten komen wat we echt nodig hebben en wat God ons als goede gaven voor het leven schenkt.
Vanmorgen wil ik echter met jullie mediteren over een ander personnage in dit geloofsverhaal, ogenschijnlijk minder belangrijk maar minstens zo evocatief als Maria: de anonieme bedienden op de bruiloft in Kana. Als het gedrag van de moeder van Jezus ons herinnert aan de afstand tussen het hoofd en het hart, dan roepen de bedienden die grote kruiken water moeten sjouwen om de kannen te vullen, bij mij het beeld op van de afstand die ik moet overbruggen tussen mijn beslissing om op te staan en de vloer naast mijn bed, op een morgen dat ik helemaal geen zin heb om op te staan.
Gewaarschuwd door Maria en in opdracht van Jezus vullen de bedienden de stenen kannen met water. Deze kannen horen bij het reinigingsritueel dat voorafgaand aan de maaltijd wordt gehouden. Op het moment dat er wijn tekort is, zitten de gasten al behoorlijk lang aan tafel. Stelt u zich eens voor: tijdens een diner met gasten, blijkt bij het dessert dat er niets toe is en dan vraagt mijn vrouw me om de borrelnootjes te gaan halen; ik weet niet zeker of ik haar verzoek serieus zou nemen, zelfs als mijn schoonmoeder me eerder gevraagd zou hebben alles te doen wat mijn vrouw zegt. Daarbij komt, dat Jezus niet gevraagd heeft om twee kannen water te halen, maar om zes kruiken te vullen met elk een inhoud van twee tot drie metrete. Dus moet er zo ongeveer 600 liter water vervoerd worden. Omdat er geen stromend water was, hebben ze ontelbare keren heen en weer moeten lopen naar de dichtstbijzijnde put of fontein om de kruiken tot de rand te vullen.
Natuurlijk mogen wij niet zomaar invullen wat er niet wordt verteld in dit verhaal. We moeten hier geen blinde gehoorzaamheid aan een in beginsel absurde rangorde ophemelen. De evangelist is daar niet in geïnteresseerd, en als we hierover gaan speculeren, gaan we voorbij aan de essentie, namelijk dat wat Jezus ermee doet en wat hij daardoor onthult over de aanwezigheid van God onder ons.
Maar dat gezegd hebbende, hoe vaak komt het voor in ons leven, op onze geloofsweg, dat we het gevoel hebben in dezelfde situatie te verkeren als de bedienden. Wij bidden en gaan voorwaarts op de weg van vrede, gerechtigheid en liefde in de naam van God en Jezus Christus, en we hebben soms het idee dat onze gebeden en daden de verwachte vruchten dragen. Maar, een volgend moment, kunnen we de indruk hebben dat er niets is bereikt, dat God ons steeds het zelfde vraagt en dat het zinloos is het steeds opnieuw te doen.
Laten we een praktijkvoorbeeld nemen van het begin van deze Gebedsweek voor de Eenheid van de Christenen. De laatste jaren hoor je in onze streek veel stemmen opgaan om heel terughoudend op deze weg te zijn. Misschien zijn we gegrepen door de waan van de moderne tijd die ons doet geloven dat alles goed komt als je het maar de tijd geeft. We stellen ons voor dat we in een kabelbaan omhoog gaan die vanzelf bij de top van de eenheid uitkomt. Als we voor nieuwe oecumenische uitdagingen staan hebben sommigen de indruk dit al meerdere keren meegemaakt te hebben en geen steek verder te zijn gekomen, gezien de terughoudendheid.
Ongetwijfeld is het u bekend dat COTEC (communaute de Travail des Eglises Chretiennes du Canton Neuchatel – oecumenische werkgroep van de christelijke kerken in het kanton Neuchatel)bezig is met het wijzigen van de statuten. Dertig jaar geleden is dit orgaan opgericht met veel taken waaronder: “het bestuderen van de voorstellen van de synodale oecumenische vergadering, die van 1981 tot 1986 is gehouden in het kanton Neuchatel”. Welnu, gisteren heeft men een hele dag gewijd aan de toekomst van COTEC, omdat de gedelegeerden zich realiseren dat deze mijlpaal uit de 80-er jaren, hoe kostbaar ook, nu niet meer is dan een historisch moment. We moeten nieuwe wegen in gaan van gezamenlijke overwegingen en acties zonder nostalgisch te worden of ons af te zetten tegen het verleden.
Ja, wij lijken op die bedienden die steeds opnieuw naar de put lopen, met zware kruiken op hun schouders. Maar denk niet dat ik mezelf zielig vind. In tegendeel! Want er is in beginsel geen weg naar de eenheid als we ervan uitgaan dat deze eenheid er komt door onze eigen inspanningen. De eenheid is een gave van God. Wij mogen ervan getuigen. In dit opzicht is er geen weg naar de eenheid maar is de weg die we samen nemen de eenheid.
In elk tijdperk, op elke plaats, komt de kerk voor stenen kruiken te staan die gevuld moeten worden in Jezus’ naam. Iedereen wordt uitgenodigd, met zijn bescheiden kan, op de weg van de put naar het bruiloftshuis. De enige vraag die ertoe doet op deze weg is: ‘ Wat voor goede wijn zal God ervan maken?”.
Ik geef een draai aan het citaat van Ghandi: “Er is geen weg naar de vrede, de vrede is de weg.”