Overweging van Pierre Bühler op 17 mei 2018

Efeziërs 6,10-17 : Het gevecht van het geloof
Johannes 17,1-11a : Het gebed van Jezus.

Zusters en broeders in Christus,

De laatste tijd moest ik vaak denken aan de tekst van Efeziërs 6, die we zojuist gehoord hebben. Dat komt omdat we een kleinzoon hebben van 4 ½ jaar oud, en op die leeftijd wil je heel graag ridder worden! Ik heb dus een houten zwaard tevoorschijn gehaald dat ik ooit voor zijn vader had gemaakt toen die dezelfde leeftijd had, en ik maakte van karton een schede. Daarna hebben we een schild gefabriceerd van een oude tenen deksel van een wasmand. Nu wil hij dat ik een kartonnen helm voor hem maak, met een vizier. Zien jullie, binnenkort hebben we de hele wapenuitrusting van God, zoals beschreven in de tekst van de Efeziërs. De wapenuitrusting die we gemaakt hebben, doet wel meer denken aan die van Don Quichotte van La Mancha, toen hij windmolens ging bestrijden die hij voor vreselijke, bedreigende reuzen aanzag. Maar hij was ook een ridder, en zeer waardig in zijn zotheid, waar trouwens ook een bepaalde wijsheid in schuilging!

Wat betreft dreigende reuzen, jullie hebben zeker opgemerkt dat deze ook in de tekst van Efeziërs worden genoemd. Er wordt gesproken van duivelse manoeuvres, maar hieraan wordt toegevoegd: ‘Het is niet de mens tegen wie wij ons verzetten, maar de Autoriteiten, de Machthebbers, de Overheersers van deze duistere wereld, tegen de kwade geesten die in de hemelen rondwaren’. Wat een vijanden en wat een gevecht! Dit vindt weerklank in de verbeelding van onze kleinzoon: hij wil de wereld redden, en als de ridder met zijn wapenuitrusting het niet meer redt, moet je op zoek naar Batman, Spiderman, of andere superhelden die het Kwaad kunnen overwinnen. Het Kwaad met een grote K!

Maar laten we een beetje serieuzer terugkomen bij onze beide teksten. In het evangelie van Johannes hebben we het eerste gedeelte gehoord van het grote gebed dat Jezus uitspreekt aan het einde van de slotrede waarmee hij afscheid neemt van zijn leerlingen. Hij voegt zich bij zijn Vader, hij verlaat de wereld, maar hij laat zijn leerlingen achter, en dus bidt hij voor hen. (Joh 17, 9) ‘Ik bid voor hen. Ik bid niet voor de wereld, maar voor de mensen die U mij hebt gegeven.’

Gezien de liturgische kalender, past dit gebed helemaal bij vandaag : we hebben afgelopen donderdag het feest van Hemelvaart gevierd, het vertrek van Jezus, of zoals het evangelie van Johannes het noemt: zijn verheerlijking. En wij wachten op Pinksteren, de gave van de Heilige Geest die hij ons beloofd heeft. Daar zijn we dan, in die ‘tussenweek’. Nee, we zijn niet met Christus vertrokken en zijn dus niet bij hem in de hemel. Hij heeft ons hier achtergelaten, met een opdracht die hij ons heeft toevertrouwd, en dus bidt hij voor ons, zodat we moedig blijven in deze wereld, waakzame en dappere getuigen van het werk dat Christus kwam volbrengen. Daarvoor hebben we de Geest nodig, waarvan wij de komst zondag vieren.

Deze wereld die hij ons heeft nagelaten, ligt ons vaak zwaar op de maag, ondanks al haar wonderen en schoonheden. Omdat zij door destructieve krachten kwetsbaar is geworden, maakt zij ons zelfs vaak wanhopig. Maar het gebed van Jezus in Johannes 17 bevat twee elementen waardoor wij kracht en hoop krijgen: allereerst het eeuwig leven, dat de tekst meteen uitlegt als kennis van God die wij ontvangen hebben van Jezus-Christus: die God laat ons niet in de steek, maar begeleidt ons elke dag. Ten tweede zijn het de woorden die Christus ons heeft nagelaten en die weerklinken kunnen in onze harten, woorden van vertrouwen en hoop.

Dezelfde zekerheid wordt verkondigd in de tekst van Efeziërs 6, in strijdvaardige taal, die onze kleinzoon juist zo goed vindt. ‘Wapen jullie met de kracht van de Heer’, ‘Trek de wapenuitrusting van God aan”, dat is de oproep. In de tekst worden drie werkwoorden gebruikt om deze taak van waakzaamheid in de wereld te onderstrepen: ‘het hoofd bieden ….’. ‘verzet bieden’, ‘stand houden’. Deze drie werkwoorden herinneren me aan een citaat van de schrijver Dürrenmatt, dat me al tijden gezelschap houdt: ‘Zeker, als je de absurditeit ziet van deze wereld, de afwezigheid van hoop, dan kan je gaan wanhopen. Toch is deze wanhoop geen gevolg van deze wereld, maar een antwoord op de wereld; een ander antwoord zou zijn om niet te wanhopen, te besluiten om deze wereld waarin wij leven het hoofd te bieden, bijvoorbeeld, zoals Gulliver tussen de reuzen. ‘show-problemen’. Dat correspondeert met de oproep in vers 6, ‘Sta dus op!’

En voor dit waakzame verzet, beschrijft de tekst de wapenuitrusting : waarheid en gerechtigheid allereerst, als riem en borstschild. Zij die zich staande houden moeten weten: de waarheid (zo vaak met voeten getreden in deze tijden van ‘fake news’ en schaamteloze leugens) moet voortdurend verdedigd worden. En de gerechtigheid die vaak wordt vertrapt in naam van de macht, van commercie en eigenbelang, moet ook worden verdedigd. En als je zo gehecht bent aan de waarheid en gerechtigheid, moet je maar voor lief nemen dat je soms het doelwit wordt van brandende projectielen. We hebben dus het schild van het geloof nodig, geloof in God die in ons een geest van vrijheid en vertrouwen wekt, waardoor wij niet aan de eerste de beste obstakels toegeven, maar de moed hebben om de taak steeds weer op te pakken. Zonder te wanhopen, zoals Dürrenmatt zegt.

Net zoals in de tekst van het evangelie van Johannes het fundament wordt gevormd door het woord van God – zoals onderstreept wordt in het laatste vers- zo is dit woord tegelijkertijd onze helm en ons zwaard; ‘helm van het heil en zwaard van de Geest’, en hier zien we de link met Pinksteren terug: dit ‘zwaard van de Geest’ is de moed waarmee we op weg gaan, het licht dat ons leidt, de kracht die ons steunt bij beproevingen.

Er is nog iets wat me trof betreffende deze wapenuitrusting : wij voelen de schoenen aan onze voeten als ‘de bezieling om het evangelie van de vrede te verkondigen’. Wij hebben een wapenuitrusting, we zijn gekleed voor een veldslag, maar wat we te verkondigen hebben is geen oorlogsverklaring, het is een ‘evangelie van de vrede’. Het is de moeite waard dit op te merken, want ook hier in Grandchamp is gisteren ‘de eerste dag van het samenleven in vrede’ gevierd, een vredige samenleving tussen de religies. En bij deze gelegenheid denken we speciaal aan onze islamitische zusters en broeders die hun ramadan zijn begonnen.

Zo is de Geest, die ons van top tot teen bewapent, een Geest die oproept voor de vrede te werken en de wapenuitrusting die hij ons geeft, is bedoeld om ons kracht en moed te geven in deze wereld die zoveel moeite heeft om ‘het samenleven in vrede’ te bewerkstelligen en te onderhouden. Een wereld waarin de ene groep niets beter weet te doen dan grote rijkdommen te verzamelen terwijl anderen sterven van honger en ziekten. Een wereld waarin de ene groep feest viert in Jeruzalem terwijl de anderen bij bosjes sterven door kogels in de Gazastrook.

Dat brengt me tenslotte bij een punt van kritiek op onze Evangelietekst. Ik weet dat dat gevoelig ligt, maar onze bijbel is geen idool die je koste wat kost moet vereren. In het gebed van Johannes 17 staat een klein stukje dat me hindert. Misschien valt het jullie ook op. Jezus zegt in vers 9: ‘Ik bid voor hen; ik bid niet voor de wereld, maar voor hen die mij gegeven zijn’. Jezus zou hier bidden voor zijn leerlingen, voor ons, en niet voor de wereld. Ik weet niet wat jullie daarvan denken, maar ik heb er een probleem mee: Jezus moet ook voor de wereld bidden. Deze wereld is niet zo slecht dat ze buiten het gebed van Jezus zou moeten vallen, en dus buiten het onze. God heeft deze wereld voor iets anders bedoeld dan dat wat ze nu is, hij heeft haar bedoeld als zijn goede schepping. En wij moeten dus, met Jezus-Christus, bidden en vechten voor deze wereld, met onze bescheiden middelen, zodat zij tenminste een beetje rechtvaardiger en eerlijker wordt. Zelfs als ons gevecht van geloofsridder soms lijkt op het gevecht van Don Quichotte tegen windmolens! Amen.

Overweging van pastores Lucette Woungly-Massaga op 29 april 2018, zondag van het Afscheid nemen

Overweging van pastores Lucette Woungly-Massaga op 29 april 2018, zondag van het Afscheid nemen


Warning: Undefined array key 4237 in /home/clients/0a8e70a9e984dbb1c5f2cbde90b5d657/web/new/wp-content/plugins/jetpack/modules/carousel/jetpack-carousel.php on line 888
Han 9,26-31; 1 Joh 3,18-24; Joh 14,1-12

Midden in de paastijd, zogenaamd ‘tijd van het afscheid nemen’, dompelt het Evangelie ons weer onder in de drukkende sfeer van de arrestatie van Jezus. De leerlingen worden steeds ongeruster. Jezus troost hen en lijkt de plaats aan te duiden waar hij naar toe gaat, door hen te zeggen: ‘In het huis van mijn Vader, zijn veel kamers…zou ik anders gezegd hebben dat ik een plaats voor jullie gereed zal maken? Jullie kennen de weg naar waar ik heen ga.’ Is dit geen beschrijving van de plaats waar we ons terug zullen vinden met de Verrezene nabij de Vader? Is deze tekst trouwens ook heden-ten-dage niet bedoeld om rouwende families te troosten?
Bij nadere inspectie, krijg ik de indruk dat ik voor een ‘trompe-l’oeil’ sta – één van die schijnvertoningen die zo goed zijn dat je op het punt staat een deurkruk te pakken om open te doen terwijl het om een schilderij gaat. De blik wordt zo strek aangetrokken door deze ‘trompe-l’oeil’ dat je niet meer op andere dingen let. Het huis van de Vader met zijn vele kamers, kan ik me heel goed voorstellen – ik heb alleen de adresgegevens nodig zodat ik het op de kaart kan vinden of – beter nog – mijn (hemelse!) tomtom erop instellen. Ik voel me in een situatie als Thomas: ‘Heer, wij weten niet eens waar u naartoe gaat, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?’ Hoe kon Jezus nu zeggen: ‘Jullie kennen de weg naar waar ik heen ga’.
In feite gaat het niet over een plek in de ruimte ! Ondanks alles wat Jezus over deze plek zegt waar hij naar toe gaat om hem klaar te maken, de plaats waarheen hij zijn leerlingen zal leiden, die hij in zal nemen zodat ze samen kunnen zijn. Het vervolg brengt ons heel ergens anders! Op de vraag van Thomas, hoe de weg te kennen, antwoordt Jezus: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’.
Deze welbekende uitspraak bevat dit IK BEN dat herinnert aan de (onuitspreekbare) naam waarmee God aan Mozes verschijnt. Jezus verandert de setting en onthult wie hij is. Er is geen sprake meer van plaatsbepaling maar van een verband tussen God en Jezus, een relatie tussen de Vader en de Zoon.
Om de Vader te benaderen, hoeven de leerlingen geen traject door te lopen, ze hoeven alleen deze man te ontdekken, deze Jezus die hen heeft geroepen en die met hen mee reist. Het gaat erom hem te kennen en te erkennen wie hij is: ‘Als jullie mij kennen, kennen jullie ook mijn Vader. Van nu af aan kennen jullie hem en hebben jullie hem gezien’.
Erkennen wie Jezus is, is een geloofskwestie. Geloof in hem, zoals hij aan het begin zei, voordat er sprake was van ‘dichtbij zijn Vader wonen’ – maar dit woord is ongemerkt voorbij gegaan, bezorgd als we zijn om de weg te ontdekken die ons tot de Vader brengt. Hij zei: ‘Wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op mij’.(Joh 14,1)
Jezus trekt duidelijk een parallel met zijn vader : vertrouw ook op mij! Wezenlijke oproep! Op de laatste avond, als alles ineen lijkt te storten en de twijfel toe dreigt te slaan, worden de leerlingen uitgenodigd de samenhang te erkennen tussen hun Meester en God, en op hem – deze met de dood bedreigde Jezus – te vertrouwen: Wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op mij’.(Joh 14,1)
Jezus nodigt uit in Hem te geloven, te erkennen wie hij is, maar vooral te erkennen wat zijn relatie met God is. Dat is wat telt! Het geloof in Jezus is het enige wat iemand die bij de Vader wil wonen, nodig heeft: erkennen dat God aanwezig is, aan hun zijde….en niet in de hemel aan het eind van een lang en moeizaam parcours. Ik ben al zo lang bij jullie en toch heb je me niet herkend, Philippus! Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Waarom zeg je: ‘Laat ons de Vader zien?’
Deze bevestiging veroorzaakt kortsluiting tussen alle gebaande paden om het heil te bereiken of tot God te komen. Wegen die beïnvloed zijn door onze inspanningen, en zo het ‘Christelijk etiketje’ op kregen geplakt. En dat verklaart de uitspraak van Jezus dat ‘niemand tot de vader kan komen, dan door mij’. Het gaat er niet om andere wegen uit te sluiten. Als dat wel zo was, zo het verontrustend zijn, want dat sluit alle interreligieuze dialoog uit (hoewel dat in die dagen helemaal geen issue was!) Maar het is een uitnodiging om te ontdekken dat God al aanwezig is. En de Vader heeft het ‘aanwezig zijn van deze Aanwezigheid’ bevestigt door zijn Zoon uit de dood te laten verrijzen.
In Jezus geloven, is dus erkennen dat hij de weg is, die tot een relatie met de Vader leidt, die hem aanwezig maakt. Dat was niet duidelijk voor zijn kruisiging en zijn opstanding. Dat is ook niet duidelijk voor vele tijdgenoten, die best in God geloven, maar niet weten wat ze met Jezus aan moeten (en die toch willen dat hun kinderen gedoopt worden).
Ik ben de weg – Jezus is ook de weg naar de goddelijke Aanwezigheid, zoals hij die heeft geleefd : naar eenzelfde ouder-kind relatie, in navolging van zijn manier van leven. Deze innerlijke weg/ontwikkeling vraagt in de eerste plaats van een gelovige om het openstaan voor een diepgaande overeenstemming; een overeenstemming zoals tussen Jezus en zijn Vader, ouder-kindrelatie, banden van wederzijdse liefde.

De weg van Jezus volgen, en daardoor drager van de kracht van de Vader worden, maakt deze diepe overeenstemming aanwezig in de wereld. Zoals hij zei: ‘de Vader, die in mij blijft, doet zijn werk door mij. Waarachtig, ik verzeker jullie: wie op mij vertrouwt zal hetzelfde doen als ik, en zelfs meer dan dat, ik ga immers naar de Vader. (Joh 14,10)
Het mysterie van de overeenstemming en de verbintenis in ons leven, vertegenwoordigers en getuigen van het volle Leven zoals de Vader het gewild heeft en de Zoon het heeft ingesteld, door de Kracht van de Heilige Geest. Op deze zondag van het Afscheid nemen (van God?), herinnert ons het Evangelie eraan dat Christus ons aanbiedt te delen in een leven zoals hij,en daardoor in God, vanaf dit moment.
Alleluia – Amen

Geneviève Micheli – De stilte in ons leven

Geneviève Micheli – De stilte in ons leven


Warning: Undefined array key 3755 in /home/clients/0a8e70a9e984dbb1c5f2cbde90b5d657/web/new/wp-content/plugins/jetpack/modules/carousel/jetpack-carousel.php on line 888

IMG_0740Uittreksels uit een boodschap van Geneviève Micheli aan de vrouwen van predikanten van Canton de Vaud in 1938

(…) Wanneer we innerlijk stil worden gebeuren er grootse dingen. Het is alsof iedere onnodige laag, één voor één, verdwijnt, alsof maskers afvallen, hinderlijke rijkdom of armoede afgelegd wordt. Dan pas realiseren we ons dat we voortdurend de goddelijke wetten overschrijden, die eenvoudig, natuurlijk, waarachtig en lichtend zijn; de wetten van de grootse natuur onder de hemel van God – die van het zaad dat in de aarde in het verborgene ontkiemt – die van de vrucht die zich zet en rijpt zonder tussenkomst van de mens, die slechts de grond omspit, water geeft en bemest in alle rust, zonder koortsachtige haast, in overeenstemming met de wetten der natuur, geduldig. (…)

Ik geloof dat, toen Christus op aarde rondliep, in iedere ontmoeting die hij had de volheid en de kracht aanwezig waren van een stilte die doordrongen was van God.

En nu is het nog net zo. Hij bevrijdde de mens van zijn verstarring, van zijn valse rijkdommen, van zijn verstrooiingen die een vorm van dood met zich meebrengen, en hij bevestigde de kracht van God. Het is mooi geheel en al te sterven wanneer Hij leeft. Wanneer zullen wij het besluit nemen te sterven om eindelijk te leven? En de dood is stilte. De valse klanken, de hoogmoedige bevelende stemmen moeten tot zwijgen komen, evenals de haatgevoelens, de wrok, de heerszucht, de persoonlijke verzoeken. DE STILTE IS EEN LOUTERING.

De stilte is loutering, wanneer ze eerst onze lippen sluit, en vervolgens doordringt tot dat deel van onze ziel, tot in die ontoegankelijke lagen, waar God in ons rust.

Eindelijk jezelf en je leven zien in een sfeer vrij van mensen en dingen, in de zuivere en lichtende helderheid van God. Zoals Jezus zei: “in waarheid“.

Stilte van gemoedsaandoeningen, stilte van antipathieën, stilte van te vurige verlangens, stilte van ijver die indiscreet kan zijn, stilte van hartstocht die overdreven kan zijn. (…)

Stilte van de verbondenheid: De stilte is een grote genade die ons op bepaalde uren geschonken wordt en die maakt dat wij begrijpen wat volmaakte liefde is. Wanneer we gezamenlijk de stilte beleven ontvangen we van elkaar bijzondere krachten, de verbondenheid met elkaar komt tot stand op bovennatuurlijk niveau, onze zielen zijn transparant en lichtend voor elkaar omdat wij elkaar zien in het licht van God.

Wanneer die stilte zich in ons gevestigd heeft, dit stil vallen aan ons zelf, zal er een grote innerlijke harmonie zijn wat de stilte van God is. De stilte van de ziel die luistert in afwachting van de onthulling, van de opdracht, van de liefde. De krachtige en zachte stilte van de volmaakte liefde, die Elia gehoord heeft, de stilte die Christus voortdurend in zich droeg wanneer hij de berg besteeg om te bidden, de stilte waar hij met vreugde en dankzegging binnenging wanneer hij zich verenigde met God. (…)

God kan slechts benaderd worden in de stilte omdat hij zo onnoemelijk groot is dat we voor hem slechts kunnen zijn zoals degene die geknield is en wacht: “Ik zal zwijgen, ik zal mijn hand op mijn mond leggen”. God alleen weet, oordeelt en schept. (…)

Zijn geest, zijn wil, zijn leven moeten geheel in ons zijn. Dat is de schepping van de nieuwe mens. Wanneer je met God hebt verkeerd in Zijn stilte, wanneer je de stiltedoop van Hem hebt ontvangen, dit sacrament van stilte, van innerlijke zuivering, van nederigheid, van liefde, de schepping van de nieuwe mens, dan kun je het leven zonder angst of vrees tegemoet treden want dan is de stilte van God in ons. Dan kunnen wij het leven aanvaarden en leven zoals God dat van ons vraagt, met een zuiver en liefhebbend hart dat weet dat de Geest overal tegenwoordig is. Dan leven we met een bevrijd en ingetogen hart samen met onze broeders en zusters zoals ze zijn, niet afgezonderd maar in het volle leven, in het lawaai, het relatieve, de SANYO DIGITAL CAMERAzonde, de wanorde van alledag.

De plek waar God ons geplaatst heeft is de plek van onze heiliging. Daar dragen we de STILTE in ons.

Wanneer op een dag die stilte er niet is dan hebben we haar niet kunnen grijpen.

Alle rumoer om ons heen maakt minder lawaai dan het lawaai dat we zelf produceren. Het echte lawaai is de echo van alles wat zich in ons roert. (…)